13 februari 2006

Van dolfijnen over bergen naar pinguins


Banks Peninsula : Akaroa

We waren naar Akaroa gekomen omdat we de Hector-dolfijnen wilden zien. Hector-dolfijnen zijn de kleinste en zeldzaamste soort dolfijnen. Ze komen alleen hier voor.
Nu, toen we hier aankwamen regende het nog altijd en stond er een strakke wind. Met de boot de zee op gaan was gekkenwerk. Dan maar de gok gewaagd en gehoopt op beterschap ’s anderdaags en we hebben ons een boottripje besteld voor in de voormiddag.
En ja hoor, de zon scheen ’s morgens. Het waaide nog altijd fel, maar er kon gevaren worden. In de grote baai - hier de harbour genoemd, alhoewel het niets met de haven te maken heeft - was het nog te doen wat betreft de deining, maar de beestjes moesten zich natuurlijk vandaag op volle zee verschansen. We hebben tientallen dolfijnen gezien. Echt mooi, maar met zo’n wilde golven was het natuurlijk geen sinecure om er dan ook nog eens een mooi, scherp fotootje van te schieten. Kwam er nog eens bij dat door die wilde zee de dolfijntjes geen mooie sprongen konden maken en uw begrijpt dat van ideale beeldjes maken weinig in huis kwam. Van de tientallen pogingen ziet u hier de minst mislukte. Toch was die boottrip echt de moeite. Weer een resem zeehonden gezien, veel vogels (aalscholvers op de foto) en zelfs een enkele pinguïn. Het volledige schiereiland was ronduit prachtig om aan te zien, met rotsige vulkanische uitlopers, woeste kapen, diepe dalen, steile kliffen, prachtige baaien, pittoreske dorpjes en panoramische uitzichten.




Elephant Rock in the Harbour van Banks Peninsula


Lake Tekapo, Lake Pukaki.

En dan moest het mooiste nog komen. Na onze boottrip vond ik dat het tijd was geworden voor het grotere werk. De tank volgegooid, en weg voor een mooie lange rit naar de Nieuw-Zeelandse Alpen. Eindbestemming : de hoogste berg van NZ – Mount Cook 3764m hoog.

Zelden op 1 dag zoveel verschillende soorten landschappen meegemaakt. Op sommige momenten dacht ik echt dat we op een andere planeet waren terecht gekomen. Het mooie was dan ook nog dat we meestal op totaal verlaten wegen reden, zodat het leek alsof alleen op de wereld waren. Na een rit van een zestal uren hebben we ons campertje geparkeerd aan Lake Pukaki. Ik heb een mooi plekje beschut tegen de wind gevonden en we hebben voor de rest van de avond niets of niemand meer gezien behalve wat vogels. Lake Tekapo en Lake Pukaki zijn uitzonderlijk mooie en heldere meren. De opvallende blauwe kleur van het water wordt veroorzaakt door ‘rotsmeel’ – fijngemalen deeltjes die door de gletsjer aan de kop van het meer worden aangevoerd en in het smeltwater blijven zweven. Lake Tekapo is de toeristische plek om te gaan zwemmen, zeilen, kajakvaren, vissen en hanggliden. Na een tip van de mevrouw in het tankstation, wist ik echter een mooie wegeltje door een desolaat gebied te vinden dat ons naar ons overnachtingsplekje aan Lake Pukaki bracht met een adembenemend uitzicht op Mount Cook en de Nieuw-Zeelandse Alpen.

Mount Cook National Park en Oamaru

De volgende morgen zijn we dan onmiddellijk aangezet richting Mount Cook. De berg zelf beklimmen was natuurlijk niet voor ons weggelegd, dat is meer iets voor alpinisten (en zelfs dan is het blijkbaar nog een grote uitdaging). Maar ik had iets gelezen over een Keapoint-trail, een wandelroute van ongeveer 2 uur die vertrekt aan het dorpje Mount Cook. Er zouden zich op die route veel Kea’s (bergpapegaaien) ophouden. We vertrokken in mooi weer. En alhoewel Mount Cook in een dikke mist gehuld was, vertrouwde ik er toch op dat we daar ook redelijk weer zouden treffen. Maar… halfweg begon het al te miezeren (de foto met regenboog is zowat de laatste die ik in uren heb kunnen maken). We hebben de wandeling toch nog gemaakt door een plensende regen en met een stevige bries, maar die Kea’s waren natuurlijk slimmer en gaven niet thuis. Op het einde van de wandelroute was een platform gebouwd vanwaar je een mooi uitzicht zou hebben op Mount Cook, the Hooker Valley, en de ijskanten van Mount Sefton en Footstool. Tegen dat wij daar aankwamen, regende en stormde het zo hard dat je amper 50 meter ver kon zien. Pech dus.
Desondanks was die hele trip (een 110km op en neer van Lake Pukaki naar Mount Cook village) de moeite waard. Je moet het allemaal eens gezien hebben.
Na Mount Cook zijn we langs de Waitaki rivier, met zijn stuwmeren,terug naar de kust gereden. Oamaru is de plaats waar we halt hebben gehouden. Het is een mooie stad in Noord-Otago met brede omzoomde straten en een collectie historische gebouwen. Er leeft hier een kolonie blauwe dwergpinguïns en een kolonie geeloogpinguïns, die je bij het vallen van de avond kan zien terugkeren naar hun broedplaatsen. Nu ja, de beestjes zijn nogal schuw en je moet echt een grote afstand houden om ze te kunnen observeren. Na lang wachten en goed kijken hebben we toch een viertal geeloogpinguïns over het strand zien hobbelen. De blauwe dwergpinguïns hebben we gelaten voor wat ze zijn, wegens te commercieel uitgebuit en een verbod om foto’s te maken.

Geen opmerkingen: